De zuilen, verplichtingen & tenietdoeners van het gebed
Door:SHAYKH AL-‘ALLAAMAH
‘ABDOEL-‘AZIEZ IBN BAAZ
De voorwaarden voor het gebed, en die zijn er negen:
1. Moslim zijn.
2. Bij verstand zijn.
3. Onderscheidingsvermogen (7 jaar).
4. Het opheffen van de staat van onreinheid.
5. Het verwijderen van onreinheden.
6. Het bedekken van de ‘awrah.
7. Het aanbreken van de gebedstijd.
8. Jezelf richten richting de qiblah.
9. De intentie.
De zuilen voor het gebed, en die zijn er veertien:
1. Het rechtop staan, indien men hiertoe in staat is.
2. De openingstakbier.
3. Het reciteren van soerah al-Faatihah.
4. De buiging.
5. Het rechtop staan na de buiging.
6. Het neerknielen op de zeven lichaamsdelen.
7. Het opkomen uit de neerknieling.
8. Het zitten tussen de twee neerknielingen.
9. Het tot rust komen in alle handelingen.
10. Het op volgorde verrichten van de zuilen.
11. De laatste tashahhoed.
12. Het zitten voor de laatste tashahhoed.
13. De salaat op de Profeet -sallallaaho ‘alayhi wa sallam-.
14. De tasliemataan (2x as-salamoe ‘alaykom wa rahmatoellaah)
De verplichtingen van het gebed, en die zijn er acht:
1. Het uitspreken van de andere takbieraat (mv. van takbier) na de openingstakbier.
2. Het zeggen van: “Sami’a-llaahoe lieman hamidah” door de imaam en degene
die alleen bidt.
3. Het zeggen van: “Rabbanaa wa laka-lhamd” door iedereen.
4. Het zeggen van: “Soebhaana Rabbia-l‘Adhiem” tijdens de buiging.
5. Het zeggen van: “Soebhaana Rabbia-lA’laa” tijdens de neerknieling.
6. Het zeggen van: “Rabbie-ghfir lie” tussen de twee neerknielingen.
7. De eerste tashahhoed.
8. Het zitten voor de eerste tashahhoed.
De tenietdoeners van het gebed, en die zijn er acht :
1. Het opzettelijk spreken. Indien het uit vergeetachtigheid of onwetendheid gebeurt,
dan maakt dit het gebed niet ongeldig.
2. Het lachen.
3. Het eten.
4. Het drinken.
5. Het ontbloten van de ‘awrah.
6. Het erg afwijken van de qiblah.
7. Het veelvuldig en constant bewegen in het gebed.
8. Het verbreken van al-wodoe
De aanbevolen handelingen, daartoe behoort:
1. De openings[smeekbede].
2. Het plaatsen van je rechterhand op je linkerhand, op je borst, terwijl je
rechtstaat en voor en na de buiging.
3. Het opheffen van de handen met je vingers dicht bij elkaar, ter hoogte van je
schouders of je oorlellen. Bij de eerste takbier, bij het buigen, bij het opkomen
uit de buiging en bij het opkomen uit de eerste tashahhoed om
de derde rak’ah (gebedseenheid) te beginnen.
4. Het meer dan één keer zeggen van “Soebhaana Rabbia-l‘Adhiem” en
“Soebhaana Rabbia-lA’laa” tijdens de buiging en neerknieling.
5. Het aanvullen van de woorden: “Rabbanaa wa laka-lhamd” tijdens het staan
na de buiging. En het meer zeggen dan één keer van “Rabbie-ghfir lie” tussen
de twee neerknielingen.
6. Bij het buigen de hoofd en de rug op één lijn brengen.
7. Tijdens de neerknieling de bovenarmen verwijderen van de twee zijkanten [van het
lichaam], de buik van de dijen en de dijen van de onderbenen.
8. Vermijden dat de armen de grond raken tijdens de neerknieling.
9. Het zitten op je linkervoet terwijl je met je rechtervoet op je tenen zit, tijdens de eerste
tashahhoed en tussen de twee neerknielingen in.
10. Het zitten in de positie van at-tawarroek tijdens de laatste tashahhoed van de gebeden
met vier en drie rak’aat (gebedseenheden). Dat is het zitten op je zitvlak terwijl je linkervoet
onder je rechtervoet zit en je met je rechtervoet op je tenen zit.
11. Het wijzen met de wijsvinger in de eerste en tweede tashahhoed vanaf het begin tot het
einde van de tashahhoed, en deze bewegen tijdens de smeekbede.
12. Het zeggen van de vredesgroeting en zegeningen op Mohammed, op de familie van
Mohammed, op Ibrahiem en op de familie van Ibrahiem in de eerste tashahhoed.
13. Het verrichten van een smeekbede in de laatste tashahhoed.
14. Het hardop reciteren in het fadjrgebed, vrijdagsgebed, ‘iedgebed, regengebed en in de eerste
twee rak’aat van het maghrib- en ‘ishaagebed.
15. Het zacht reciteren in het dohrgebed, ‘asrgebed, in de derde rak’ah van het maghribgebed en
de laatste twee rak’aat van het ‘ishaagebed.
16. Het meer reciteren van de Qor-aan dan alleen soerah al-Faatihah.
Rekening houdende met de aanbevolen zaken in het gebed die niet opgesomd zijn. Zoals bijvoorbeeld
dat de imaam, degene die achter de imaam bidt en degene die alleen bidt meer dan “Rabbanaa
wa laka-lhamd” zegt tijdens het rechtstaan na de buiging, want dit is Soennah. Zo ook het
plaatsen van de handen op de knieën tijdens de buiging met de vingers uit elkaar.
[Bron: ad-doroes al-mohimmah li `aammati al-oemmah, Shaykh Ibn Baaz]
Lees ook dit interessant artikel: